Selecteer een pagina

Uitsluiting en (de-)radicalisering

Naar aanleiding van het tv-programma ‘De kennis van nu’ van 5 mei 2016 over de effecten van uitsluiting.

Samen feest vieren, samen rouwen. Het is fijn om je één met anderen te voelen. Van juichen voor hetzelfde voetbalelftal tot een stille tocht voor een overledene. Groepsgenoten zijn niet alleen aardiger voor elkaar, ze trekken elkaar voor ten kosten van de mensen buiten de groep. Je vindt je mensen van je eigen groep nou eenmaal mooier, slimmer en leuker. Ingroup love, noemen wetenschappers dit fenomeen.

Ieder mens behoort bij meerdere groepen (vaders, tennissers, enz)
Zodra men mensen iets vertelt over een groep waartoe zij menen te behoren zullen ze zich inzetten om die groep te bevoordelen, er toe bij te dragen, enz
Zo versterken zij hun gevoel dat ze bij die groep behoren. Want in een groep voelt men een zekere geborgenheid en veiligheid en verbondenheid met gelijkgestemden.

Bij een groep horen is dus fijn. Maar wat als de groep je negeert, je niet accepteert of je zelfs keihard afwijst? Dat doet pijn, pijn die zo heftig is dat het in het brein niet te onderscheiden is van lichamelijke pijn. Dit is intussen zelfs neurologisch vastgesteld met MRi-scans.

Zelfs als die groep de opdracht krijgt iets naars te doen, dan nog voelt iemand zich uitgesloten, ook al zegt zijn ratio dat het beter zo is. De pijn van het uitgesloten worden gaat al snel het nare gevoel bij de opdracht (gène, weerzin, enz) overheersen en onderdrukken!

Die pijn van uitgesloten te worden is zelfs erger dan de fysieke pijn van bijvoorbeeld slaan of pesten.
Het kan in extreme gevallen zelfs leiden tot “schoolschutters”. (Colombine: Het gevolg van pertinent en langdurig uitgesloten te zijn geweest.)

Mensen die na genegeerd te zijn geweest, lotgenoten ontmoeten vormen juist zelf een nieuwe groep om zich heen. Zij gaan dan met die groep actie ondernemen tegenover de oorspronkelijke groep die hen had uitgesloten.

Zo is het te begrijpen dat jongeren die herhaaldelijk en langdurig uitgesloten waren, uit ‘de maatschappij’, zeer vatbaar zijn voor (wraak)acties, dus net tegen ‘die maatschappij’.

Dit is allicht dus de belangrijkste voedingsbodem voor de radicalisering van jongeren (moslims of anderen) tot bijvoorbeeld IS-strijders. Zij richten zich dus tegen ‘de maatschappij’ en omdat die niet als specifieke persoon of object te definiëren is kiezen zij hun doelwitten eerder willekeurig met enkel de bedoeling zoveel mogelijk schade aan te richten aan die maatschappij. Daarom ontzien zij daarbij niets of niemand want alle slachtoffers behoren tot ‘de maatschappij’.

Als zij bovendien als kind onderworpen zijn geweest aan een streng onderdrukkend opvoedingsmodel dat klaarblijkelijk in hun onderbewuste voortwoekert als ‘ideaal’, dan worden zij zelf de ergste en kwaadaardigste onderdrukkers van anderen. (*)

Willen we die jongeren efficiënt deradicaliseren dan is het er dus voornamelijk om te doen hen er duidelijk van te overtuigen dat zij nooit meer uitgesloten zullen worden. Dit vergt misschien wel een waterdichte garantie, ook al is dat erg moeilijk hard te maken in balans met hun  onderontwikkelde of gemuteerde verantwoordelijkheidsgevoel.

(*) zie boek “Hoezo Welopgevoed?”

Welke andere aspecten kunnen er volgens jou sterk bijdragen om een deradikalisering efficiënt te maken en duurzaam op de lange termijn?